Rosbecca
De nederzetting van Roosbeek wordt in historische documenten een eerste maal vermeld in 1136 onder de naam Rosbecca.
De nederzetting van Roosbeek wordt in historische documenten een eerste maal vermeld in 1136 onder de naam Rosbecca.
Pas in 1332 is er in het “cijnsboek van de hertog” sprake van een “ecclesia de Roesbeke”. Waar dit gebedshuis juist stond is niet duidelijk. Ook blijkt uit teksten van 1559 dat de kerk toegewijd was aan Onze-Lieve-Vrouw.
In 1597 omschreef de landsdeken de toestand van de kerk als zeer slecht, veroorzaakt door voortdurende oorlogsdreiging en geldgebrek. Zowel het dak als de muren waren dringend aan restauratie toe. De sacristie en het koor, die gedeeltelijk ingestort waren, werden uiteindelijk in 1618 hersteld.
Vanaf 1618 wordt er gesproken over de Sint-Annakerk die toen een “quarte-chapelle” (kerk met beperkte rechten) was en afhing van Cumptich. Uiteindelijk lezen we in het aartsbischoppelijk archief Mechliniensia register 160 dat in 1631 “Roosbeeck habet ecclesiam pastoralem Sancte Anne” (Roosbeek heeft een pastorale kerk Sint Anna).
Tijdens de Frans-Spaanse oorlog werd in 1635 een belangrijke veldslag uitgevochten waarbij de Fransgezinden hun tenten opsloegen in Breisem en Kerkom en het leger van de Spaanse Nederlanden zich in Roosbeek en Boutersem vestigde. Bij die gelegenheid werd de kerk van Roosbeek volledig geplunderd.
De rechtsmacht over de kerkelijke instellingen van Roosbeek werd in 1638 door de hertogen van Brabant in pand gegeven aan Rudolfus de Novarra, kwartiermeester van het Spaanse leger, die in 1641 tot de adelstand verheven werd en de rechten definitief aankocht. Hij was dus de eerste Heer van Roosbeek en gehuwd met Gisberte van Loen. Hij overleed in 1651. Zijn arduinen grafsteen bevindt zich aan de zuid-oostzijde van het koor. Aan de oostkant van het koor staat onder een piëtabeeltenis een votiefsteen van de familie de Novarra – van Loen. Binnen hangen aan de muren van het koor 12 obiits, geschilderde overlijdensaandenkens van 1779 tot 1932, van de familie de Loen d’ Enschede. De grafkelder van de familie bevindt zich achter en onder de sacristie. Zij schonken de kerk een ciborie en een monstrans, getekend met hun wapenschild.
De kerk van onze buurparochie Butsel was in het derde kwart van de 17de eeuw praktisch een ruïne geworden. Aan het koor waren enkele herstellingen gedaan. Maar van het schip stonden de muren er verlaten bij. Om erger te voorkomen werd de doopvont naar de kerk van Roosbeek overgebracht, waar ze na meer dan 360 jaar nog steeds staat. Het oorspronkelijke deksel is echter verdwenen (tijdens WOII?).
Het koor was nog goed, maar voor de toren en de daken van het schip en de sacristie waren grote herstellingen nodig. Ook de gewelven en de vloer van het schip waren zo niet langer veilig. Zelfs de vensters waren alle door regen en wind vernield. De abt van de abdij van Cornelimunster bij Keulen was als tiendheffer verantwoordelijk voor het onderhoud en herstel van de kerk, maar weigerde de renovatiekosten op zich te nemen. Ondanks de verwaarloosde toestand van de kerk bleef de onenigheid aanhouden tot in 1738 de gezagsdragers van Roosbeek een proces aanspanden bij de Raad van Brabant, het opperste gerechtshof in het hertogdom, tegen de abt van Cornelimunster. Het hof gaf de Roosbekenaren gelijk en drie jaar later werd het schip geplaffoneerd en werden de vloeren van schip en zijbeuken hersteld. In 1745 werd de preekstoel geplaatst, gelijkaardig aan deze van Kerkom.
Ondertussen was de abdij van Heylissem de grootste tiendheffer geworden en had de rechten en plichten van de abdij van Cornelimunster overgenomen. Het duurde echter nog tot 1755 vooraleer de toren hersteld werd, maar daar hoorde dan ook een nieuwe klok (450 kg) bij en een nieuw hoofdaltaar. De communiebank volgde nog eens zeven jaar later. De zijaltaren waren toegewijd aan O.L.Vrouw in de noordbeuk en aan Sint Nikolaas in de zuidbeuk. Heel dit proces speelde zich af onder het beleid van pastoor Petrus Keyaerts, die van 1729 tot aan zijn dood in 1762 de parochie Roosbeek leidde. Hij zorgde er ook voor dat in 1746 het lange gedeelte van de huidige L-vormige pastorie gebouwd werd.
De ballustrade en de orgelkast werden gemaakt door de Nijvelse schrijnwerker-meubelmaker Bonnet. Aangenomen wordt dat Adriaan Rochet, eveneens uit Nijvel, de orgelbouwer is. Het orgel zal later verschillende verbouwingen doormaken en in 1973 samen met de kerk beschermd worden, om dan in de periode 1979-1983 weer in zijn oorspronkelijke staat gerestaureerd te worden.
Een bijkomende herstelling van de torenspits kwam er al in 1793. Terwijl in 1808 de klok hergoten werd omdat ze gebarsten was, werd uiteindelijk op 25 mei 1830 een nieuwe klok, gezegend ter ere van Sint-Anna, in gebruik genomen. Baron de Loen en zijn echtgenote waren peter en meter van de klok.
Franciscus Van Weddingen, Carolus Vidal en Carolus Duerinckx waren de eerste kerkmeesters. Na 186 jaar, op 1 januari 2021, werd de kerkfabriek, onder het voorzitterschap van Daniël Vandenhoeck en met secretaris Raoul Vandersmissen, opgeheven.
Tijdens het pastoraat van E.H. Borgers maakte provinciaal bouwmeester architect Alexander Van Arenbergh een verslag op van de slechte staat van de kerk. Het koor en de toren waren nog in een aanvaardbare toestand maar het schip en de zijbeuken, gebouwd met “afdakken”, waren in erbarmelijke staat. De kleine en slecht geschikte vensters verhinderden een degelijke luchtverversing. Dit was nadelig voor de gezondheid van de kerkgangers. Ook was de kerk te klein geworden voor de toegenomen bevolking. Onder leiding van A. Van Arenbergh werd in 1852 een bestek opgemaakt om de kerk te herstellen en te vergroten. Na de openbare verkoop van 5 percelen land door de kerkfabriek startten de werken in 1854. Het was tijdens deze verbouwingen dat funderingen ontdekt werden die niet overeenkwamen met de bestaande kerk en dus moesten die wel afkomstig zijn van een kerkgebouw wellicht uit de 15de eeuw. Uiteindelijk werd op de “fabriekraed” van 3 januari 1858 de eindafrekening gemaakt en werd aan “het gouvernement en de provincie” gevraagd het tekort van 1384,76 francs bij te passen op een totaal van 19 211,76 frs.
Onder het herderschap van pastoor H. P. De Fillet in Roosbeek van 1866 tot 1892 werd slechts één verslag van de kerkraad genoteerd. Toch werd her en der melding gemaakt van de installatie van vier klokken tijdens deze periode, waarvan enkel de huidige kleine klok van 506 kg, gegoten door Van Aerschodt te Leuven, nog steeds in de toren hangt. Ze is toegewijd aan het H. Kruis en de H.H. Maria en Anna. Van de andere drie klokken weten we enkel dat deze van 1888 in WOII door het Duitse leger werd meegenomen op 27 november 1943.
Nadat in 1898 de kerk herschilderd werd, had het gebouw erg te lijden door oorlogsschade van WOI. In 1920 besliste de kerkraad de daken, de elektrische verlichting, de beschadigde binnenmuren, de deur van de sacristie en de ballustrade van het oksaal te laten herstellen. De werken aan de toren en de klokken moesten wachten tot na de uitbetaling van het fonds voor oorlogsschade. Met giften van Pastoor Mertens en de parochianen werd in 1922 een kruisweg aangekocht bij atelier Louis Beyaert in Brugge. Om het orgel tegen verval te beschermen werd in 1930 een lening van 8500 fr aangegaan.
In de volle oorlogstijd werd een elektrische aanblazer aan het orgel geïnstalleerd (1942) maar krijgen we ook via een “pro memoria” van pastoor Brems in het verslagboek van de kerkraad het relaas van de brand van de sacristie en van de bluswerken op 27 oktober 1943. Exact een maand later (27 november 1943) heeft het Duitse leger de grote klok weggehaald. Toen het Ministerie van Justitie, Bestuur der Erediensten, een staatstoelage toekende om de klok te vervangen, startte de kerkraad de procedure om een nieuwe klok aan te kopen.
In 1952, één jaar na zijn intrede, gaf pastoor A. Heps aan klokkengieterij Michiels uit Doornik opdracht om de grote klok (1240 kg) te gieten. Burgemeester Em. Costermans en mej. Jeanne Vandersmissen waren peter en meter. Dit was het eerste werk van een toch wel indrukwekkende reeks die pastoor Heps realiseerde, zoals:
Op 4 januari 1998 wordt een dossier geopend voor de grote restauratie van de buitenzijde van de kerk. Ook deze onderneming vordert traag.
Want pas op 13 september 2004 wordt aan Toon Callens gevraagd een bouwhistorisch onderzoek te doen en aan Triconsult wordt een stabiliteitsonderzoek gevraagd.
Er kwam echter geen schot in de zaak en op de kerkraad van 8 juni 2008 wordt het dossier overgedragen aan Ir. Arch. Jos Martens.
Op 15 februari 2010 werden de opdrachten aan de aannemers toegewezen.
Op 12 mei 2012 werden de uitgevoerde werken definitief opgeleverd zonder enige opmerking.
Normaliter komt dan de binnenzijde van de kerk voor restauratie in aanmerking. In de kerkraad van 18 februari 2014 wordt beslist door BVBA PRC een materiaal-technisch vooronderzoek te laten uitvoeren, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
In mei 2015 is het onderzoek uitgevoerd.
In 2017 wordt door de gemeenteraad van Boutersem een kerkenbeleidsplan goedgekeurd. Dat kerkenplan bepaalt welke kerken van de gemeente Boutersem voor de liturgie voorbehouden blijven en welke kerken een andere bestemming zullen krijgen. De Sint-Annakerk zal een multifunctionele en museale bestemming krijgen. Voor de verdere evolutie naar dit doel toe, verwijzen we naar het artikel “De Sint-Annakerk wordt herbestemd, een chronologie” op deze website. Voor zijn nieuwe bestemming krijgt het gebouw ook een nieuwe naam: HANNAH ACTEUM.