Geschiedenis

Rond de eeuwwisseling (1700) was ook de Roosbeekse kerk opnieuw in een erbarmelijk slechte staat.
Het koor was nog goed, maar voor de toren en de daken van het schip en de sacristie waren grote herstellingen nodig. Ook de gewelven en de vloer van het schip waren zo niet langer veilig. Zelfs de vensters waren alle door regen en wind vernield. De abt van de abdij van Cornelimunster bij Keulen was als tiendheffer verantwoordelijk voor het onderhoud en herstel van de kerk, maar weigerde de renovatiekosten op zich te nemen. Ondanks de verwaarloosde toestand van de kerk bleef de onenigheid aanhouden tot in 1738 de gezagsdragers van Roosbeek een proces aanspanden bij de Raad van Brabant, het opperste gerechtshof in het hertogdom, tegen de abt van Cornelimunster. Het hof gaf de Roosbekenaren gelijk en drie jaar later werd het schip geplaffoneerd en werden de vloeren van schip en zijbeuken hersteld. In 1745 werd de preekstoel geplaatst, gelijkaardig aan deze van Kerkom.
Ondertussen was de abdij van Heylissem de grootste tiendheffer geworden en had de rechten en plichten van de abdij van Cornelimunster overgenomen. Het duurde echter nog tot 1755 vooraleer de toren hersteld werd, maar daar hoorde dan ook een nieuwe klok (450 kg) bij en een nieuw hoofdaltaar. De communiebank volgde nog eens zeven jaar later. De zijaltaren waren toegewijd aan O.L.Vrouw in de noordbeuk en aan Sint Nikolaas in de zuidbeuk. Heel dit proces speelde zich af onder het beleid van pastoor Petrus Keyaerts, die van 1729 tot aan zijn dood in 1762 de parochie Roosbeek leidde. Hij zorgde er ook voor dat in 1746 het lange gedeelte van de huidige L-vormige pastorie gebouwd werd.
In de tweede helft van de 18de eeuw werd het rococo-orgel geplaatst.
De ballustrade en de orgelkast werden gemaakt door de Nijvelse schrijnwerker-meubelmaker Bonnet. Aangenomen wordt dat Adriaan Rochet, eveneens uit Nijvel, de orgelbouwer is. Het orgel zal later verschillende verbouwingen doormaken en in 1973 samen met de kerk beschermd worden, om dan in de periode 1979-1983 weer in zijn oorspronkelijke staat gerestaureerd te worden.
Een bijkomende herstelling van de torenspits kwam er al in 1793. Terwijl in 1808 de klok hergoten werd omdat ze gebarsten was, werd uiteindelijk op 25 mei 1830 een nieuwe klok, gezegend ter ere van Sint-Anna, in gebruik genomen. Baron de Loen en zijn echtgenote waren peter en meter van de klok.
Op 26 februari 1835 benoemde Zijne Eminentie Engelbertus Sterkx, “Aertsbisschop van Mechelen en Primaet der Nederlanden” , “eenen fabriek-raed” voor de kerk van Roosbeek.
Franciscus Van Weddingen, Carolus Vidal en Carolus Duerinckx waren de eerste kerkmeesters. Na 186 jaar, op 1 januari 2021, werd de kerkfabriek, onder het voorzitterschap van Daniël Vandenhoeck en met secretaris Raoul Vandersmissen, opgeheven.
Tijdens het pastoraat van E.H. Borgers maakte provinciaal bouwmeester architect Alexander Van Arenbergh een verslag op van de slechte staat van de kerk. Het koor en de toren waren nog in een aanvaardbare toestand maar het schip en de zijbeuken, gebouwd met “afdakken”, waren in erbarmelijke staat. De kleine en slecht geschikte vensters verhinderden een degelijke luchtverversing. Dit was nadelig voor de gezondheid van de kerkgangers. Ook was de kerk te klein geworden voor de toegenomen bevolking. Onder leiding van A. Van Arenbergh werd in 1852 een bestek opgemaakt om de kerk te herstellen en te vergroten. Na de openbare verkoop van 5 percelen land door de kerkfabriek startten de werken in 1854. Het was tijdens deze verbouwingen dat funderingen ontdekt werden die niet overeenkwamen met de bestaande kerk en dus moesten die wel afkomstig zijn van een kerkgebouw wellicht uit de 15de eeuw. Uiteindelijk werd op de “fabriekraed” van 3 januari 1858 de eindafrekening gemaakt en werd aan “het gouvernement en de provincie” gevraagd het tekort van 1384,76 francs bij te passen op een totaal van 19 211,76 frs.

Onder het herderschap van pastoor H. P. De Fillet in Roosbeek van 1866 tot 1892 werd slechts één verslag van de kerkraad genoteerd. Toch werd her en der melding gemaakt van de installatie van vier klokken tijdens deze periode, waarvan enkel de huidige kleine klok van 506 kg, gegoten door Van Aerschodt te Leuven, nog steeds in de toren hangt. Ze is toegewijd aan het H. Kruis en de H.H. Maria en Anna. Van de andere drie klokken weten we enkel dat deze van 1888 in WOII door het Duitse leger werd meegenomen op 27 november 1943.
Nadat in 1898 de kerk herschilderd werd, had het gebouw erg te lijden door oorlogsschade van WOI. In 1920 besliste de kerkraad de daken, de elektrische verlichting, de beschadigde binnenmuren, de deur van de sacristie en de ballustrade van het oksaal te laten herstellen. De werken aan de toren en de klokken moesten wachten tot na de uitbetaling van het fonds voor oorlogsschade. Met giften van Pastoor Mertens en de parochianen werd in 1922 een kruisweg aangekocht bij atelier Louis Beyaert in Brugge. Om het orgel tegen verval te beschermen werd in 1930 een lening van 8500 fr aangegaan.
In de volle oorlogstijd werd een elektrische aanblazer aan het orgel geïnstalleerd (1942)
In de volle oorlogstijd werd een elektrische aanblazer aan het orgel geïnstalleerd (1942) maar krijgen we ook via een “pro memoria” van pastoor Brems in het verslagboek van de kerkraad het relaas van de brand van de sacristie en van de bluswerken op 27 oktober 1943. Exact een maand later (27 november 1943) heeft het Duitse leger de grote klok weggehaald. Toen het Ministerie van Justitie, Bestuur der Erediensten, een staatstoelage toekende om de klok te vervangen, startte de kerkraad de procedure om een nieuwe klok aan te kopen.

In 1952, één jaar na zijn intrede, gaf pastoor A. Heps aan klokkengieterij Michiels uit Doornik opdracht om de grote klok (1240 kg) te gieten. Burgemeester Em. Costermans en mej. Jeanne Vandersmissen waren peter en meter. Dit was het eerste werk van een toch wel indrukwekkende reeks die pastoor Heps realiseerde, zoals:
- 1952: elektrificatie van de klokken.
- 1954: plaatsing van nieuwe biechtstoelen vervaardigd door parochiaan Alfred Claeskens.
- 1955: vernieuwing van het dak van het schip van de kerk.
- 1957: schildering van het interieur van de kerk en plaatsen van nieuwe glasramen met als thema de 7 sacramenten en mede gefinancierd door de parochianen.
- 1962: met eigen middelen en de financiële en daadwerkelijke steun van de parochianen bouwde hij een prachtige parochiezaal.
- 1973: de kerk, inbegrepen het orgel, laten erkennen als beschermd monument (KB. 5 januari 1973).
- 1974: het dossier van de restauratie van het orgel wordt opgestart, alsook het dossier van verlaging, uitbreiding en versteviging van de vloer van het oksaal en aanpassing van de verwarming.
- 1979: op 27 september werd de verbouwing van het oksaal toegewezen aan Joseph Dewit uit Leuven en op 7 oktober werd de restauratie van het orgel toegewezen aan J-P Draps uit Erps-Kwerps.
- 1983: op 30 november was het orgel volledig gerestaureerd en gebeurde de voorlopige oplevering.
